Bijenwerk april/mei


Download dit artikel als PDF-bestand

 

In deze uitgave van Imkernieuws veel aandacht voor: 

• Voorjaarsinspectie;
• Eventueel verenigen of versterken;
• Ruimte geven voor de ontwikkeling van het volk en het verzamelen van nectar;
• Preventieve maatregelen ter bevordering van de gezondheid zoals o.a. de varroabestrijding;
• Voorbereiding op de werktijd en zwermregulering.

 

Voorjaarsperikelen maart 2013

Begin maart vlogen de bijen hartstochtelijk op o.a. de elzenkatjes. Door het windstille weer konden ze hun behoefte aan vers stuifmeel goed botvieren. Helaas bracht de periode hierna een koude Arctische luchtstroom op gang met in de nacht van 12 op 13 maart temperaturen van ruim 11 graden onder nul in Brabant en Gelderland. In het noorden en westen vroor het ook nog 6 tot 7 graden.
Over het algemeen zullen goed ingewinterde bijenvolken hier wel tegenop gewassen zijn. Echter kleine volken kunnen het moeilijk krijgen met hun warmtehuishouding. Alle moergoede volken hebben in maart een broednest opgebouwd, tijdens vorst zullen de bijen zich weer terugtrekken op de wintertros en bestaat er een kleine kans dat volken bij gebrek aan voldoende voedsel in de nabijheid van het broednest, losraken van de voedselkrans. Bijen zullen het broednest nooit in de steek laten en kunnen zodoende de hongersdood tegemoet gaan.

 

Bloei wilgen

Zodra de wilgenkatjes bloeien zullende de volken hun groei explosief doorzetten. De eerste darrencellen worden belegd en deze vormen de vroege voorbode van de opkomende zwermneiging in de komende maanden. We geven de volken, die op 1 spaarkast broedkamer stonden, bij het begin van de wilgendracht een extra broedkamer, zodat er geen ruimtegebrek voor het groeiende broednest ontstaat. Met deze broedkamer met kunstraat ondersteunen we de bouwdrift van de volken in deze periode van het jaar en vernieuwen tevens het ratenbestand.

 

2e broedkamer boven of onder plaatsen?

In de vorige editie van Imkernieuws is beschreven hoe de uitbreiding van de 2e broedkamer kan plaats vinden. Hierover verschillen de inzichten. In de vrije natuur kunnen bijenvolken niet naar boven groeien en zullen ze de groei van het broednest naar beneden toe realiseren. De honingvoorraden worden boven en een de zijkanten van het broednest opgeslagen - in warmbouw ook aan de achterkant - en zodoende drukt de honingzolder bij een doorzettende dracht het broednest geleidelijk aan naar beneden.
Mits het volk voldoende sterk is, de weersomstandigheden en daarmee de dracht meezit en er tevens een paar uitgebouwde ramen in het midden aangeboden worden, zullen bij plaatsing van de 2e broedkamer bovenop de 1e broedkamer de bijen de aangeboden ruimte sneller in nemen en mooi uitbouwen; gezien deze voorwaarden kleven er aan deze methode van uitbreiding (bovenop) ook enige risico's.

  • Bij een stagnerende dracht ten gevolge van invallende regen of koude, zal het de bijen extra energie kosten om de opstijgende warmte in het broednest beneden te compenseren. Bij kleine volken levert dat stress en mogelijk weerstandsproblemen op. Bij het bovenop plaatsen van de 2e broedkamer is de timing dus belangrijk. Het op peil houden van de temperatuur in het broednest wordt thermoregulatie genoemd. Bijenvolken hebben behoefte aan een hoge thermische stabiliteit van het broednest; bijenpoppen zijn bijvoorbeeld erg temperatuurgevoelig (Tautz et al. 2003; Groh et al. 2004).
  • Plaatsing van de nieuwe broedkamer (met kunstraat) onder de 1e broedkamer ondervangt deze risico's (er bestaat geen gevaar voor afkoeling van het broednest), echter de uitbouw van de raten en de uitbreiding van het broednest zal vrijwel altijd langzamer verlopen. De bijen nemen de ruimte alleen in, zodra ze daar behoefte aan hebben.

Op Imkerpedia (pagina Ruimte geven) kunt u de voor- en nadelen van beide uitbreidingsmogelijkheden nog eens nalezen.

 

De voorjaarscontrole (eind maart/begin april)

Op een mooie, bij voorkeur zonnige en windstille dag (temperatuur > 16 graden) kunnen we de eerste echte voorjaarsinspectie uitvoeren. We moeten tijdens de voorjaarsinspectie altijd rekening houden met een mogelijk dieptepunt in de aantallen bijen. Per jaar en per volk kan het tijdstip waarop deze minimumbezetting in aantallen bijen zich openbaart verschillen.

Het dieptepunt vormt het moment waarop er al veel langlevende winterbijen het loodje hebben gelegd en de opkomende nieuwe generatie jonge bijen nog niet voldoende vervanging biedt aan deze wegvallende generatie oude winterbijen. In deze periode kunnen volken kwetsbaar zijn en dus ook gevoelig zijn voor het ontstaan van infecties, zoals Nosema en kalkbroed.

Ervan uitgaande dat de bodem al eerder (begin maart) is vervangen door een schone bodem, kunnen we ons met name nu richten op controle op moergoedheid, voedselvoorraden en raatvervanging. Gebruik bij het openen van de kast een tweetal theedoeken op de ramen om warmteverlies tegen te gaan. Dit vermindert tevens het opvliegen van bijen.
Bij de voorjaarscontrole behoeven we niet het hele broednest overhoop te halen. De controle richt zich met name op de buitenste ramen:

  • Van buitenaf naar binnen worden de ramen geïnspecteerd, indien de kantramen vanwege koudebruggen en condensvorming in de winter beschimmeld zijn, worden deze ramen verwijderd.
  • Na het eerste raam met stuifmeel volgt meestal onmiddellijk het eerste raam met broed. De zichtbaarheid van vlak gesloten werksterbroed is het bewijs voor de aanwezigheid van een leggende bevruchte koningin tenminste 9 dagen geleden. De aanwezigheid van eitjes verraadt de aanwezigheid van de koningin gedurende de afgelopen 3 dagen.
  • Ieder volk dient gedurende het voorjaar en de zomer permanent tenminste over 6 a 7 kg (2 tot 3 volledige BK-ramen) reservevoorraad (honing) te beschikken.
  • Het overschot kan weggenomen worden (voor toekomstige broedafleggers of kunstzwermen) en vervangen worden door ramen met kunstraat.
  • Plaats per controle niet meer dan 1 of 2 ramen kunstraat, plaats de ramen kunstraat tegen het broednest, zodat ze mooi en snel uitgebouwd worden.

Bijvoeren
Met 6 kg reservevoorraad zijn enkele weken slecht en koud weer te overbruggen, het blijft echter oppassen, bij het uitblijven van mooi weer zoals in april 2012 verbruiken de volken met hun groeiende broednest veel reservevoer. Zodra blijkt dat de volken onder de kritische voorraadgrens van enige kilo's voer komen, is het zaak bij te voeren met een pak van 2,5 kg suikerdeeg om te voorkomen dat de groei stagneert en de bijen hun eigen broed kannibaliseren. Suikerdeeg wordt alleen bij schaarste aangesproken en wordt in het voorjaar niet toegevoegd aan de honingvoorraden.

Darrenbroedig
Bij een darrenbroedige moer treffen we bultbroed (darrenbroed in werkstercellen) aan en zullen we de moer moeten vervangen. De eenvoudigste weg is de vereniging met een buurvolk (na wegnemen van de darrenbroedige moer), dit kan zonder voorzorgsmaatregelen door beide volken bij elkaar te hangen.
In de voorgaande editie van Imkernieuws hebben we een methode beschreven om zwakke volken te versterken met behulp van de bijen van een buurvolk. Een andere methode vormt het verenigen van volken. Verenig uitsluitend gezonde volken.

Te kleine volken verenigen/versterken?
Bedenk ook dat kleine of middelmatige volken geen of nauwelijks voorjaarsoogst zullen voortbrengen en vaak langere tijd zullen achterblijven in hun groei, vereniging van 2 van deze volken tot een redelijk sterk volk vergroot de kansen op voorjaarshoning aanzienlijk. Daarnaast zijn kleine volken extra gevoelig voor infecties, of is hun omvang juist het gevolg van aanwezige infecties. Grote vitale volken met een lage varroabesmetting kunnen meer weerstand bieden tegen ziekten.

 

Varroabestrijding 

Bij het plaatsen van de eerste honingbak bij het begin van de kersenbloei kunnen we tevens het 1e bouwraam (leeg BK-raam met strookje voorbouw) op positie 2 van de bovenste broedkamer plaatsen. Gezien de behoefte aan darren in de komende periode i.v.m. de voorplanting (zwermperiode) zullen de bijen aan de buitenkant van het broednest bij voorkeur darrenraat bouwen. Overigens zullen op de andere broedkamerramen ook kleinere vlakken voorkomen met darrenraat, zodat er geen tekort aan darren voor de bevruchting van andermans moertjes ontstaat. Darrenraat is 5 tot 10 x attractiever voor varroamijten dan werksterraat. Zodra dit bouwraam is uitgebouwd en belegd, kan er eventueel een tweede leeg bouwraam aan de andere kant van het broednest (positie 9 of 10 in een 11-ramer) bijgeplaatst worden.

Wegnemen darrenraat
In de maanden april, mei en juni dienen tenminste 3 volledige bouwramen met gesloten darrenraat weggenomen te worden. Let er vooral op tijdig dit gesloten darrenbroed weg te nemen, anders bent u mijten aan het kweken. Na het diepvriezen van de darrenraten, kunnen deze raten aan de kippen gevoerd worden of nadat ze weer op kamertemperatuur gekomen zijn, terug gegeven worden aan de bijen. De bijen hergebruiken de eiwitten en de raat zal na het schoonmaken en poetsen opnieuw belegd worden. Met het wegnemen van in totaal 3 gesloten bouwramen wordt de mijtenpopulatie met 40 to 50% gereduceerd. 

Tot begin juni zullen de bijen het aangeboden lege bouwraam uitbouwen met darrenraat, daarna neemt de bouwdrift af. Zodra de bouwdrift vermindert, kunt u de niet belegde of niet meer uitgebouwde bouwramen wegnemen en vervangen door werksterraat. Lees de Varroabrochure van BIJEN@WUR er nog eens op na. Hierin wordt de toepassing van de darrenraatmethode als voorgerecht van het 3-gangen bestrijdingsmenu uitvoerig beschreven.
Het regelmatig en tijdig verlagen (voorjaar, zomer en winter) van de varroabesmetting blijft belangrijk om gezonde bijen ter wereld te brengen, daarnaast wordt hiermee de virusdruk, die sterkt samenhangt met de mate van varroabesmetting, verlaagd.

 

Plaatsing van de 2e honingkamer

Zodra de (wilde) kers begint te bloeien, wordt de eerste honingbak geplaatst. De bloei is door de koude maand maart dit jaar enige weken later dan gemiddeld. (zie de paragraaf 'de bloei van kersenbomen' hieronder uit de vorige editie van Imkernieuws). De zichtbaarheid van witte puntjes was tussen dekplank en toplatten is het directe gevolg van de opkomende bouwdrift. Met plastic of folie afdekking van de bovenste kamer is dit zichtbaar zonder de kast te hoeven openen.

De bloei van kersenbomen

Begin april bloeit de eerste bloesem van de (wilde) kers. De witte bloesem is vaak duidelijk te zien in het landschap. Zodra deze bloeit is het tijd om de eerste honingkamer te plaatsen. Het liefst met uitgebouwde ramen of anders met deels uitgebouwde ramen. 
Om te voorkomen dat de koningin, bij een niet doorzettende dracht vanwege bijv. te lage temperaturen, de warmte van de bovenste verdieping opzoekt om eitjes te leggen, is het verstandig om een moerrooster te plaatsen.

Mocht de honingkamer vanwege de niet beschikbaarheid van enkele uitgebouwde ramen uitsluitend uit kunstraat bestaan, dan is het verstandig het moerrooster 5 dagen later te plaatsen, anders vormt het moerrooster een barrière voor de huisbijen. Na 5 dagen zijn de bijen inmiddels aan het werk gegaan in de nieuwe honingkamer en de huisbijen zullen na het plaatsen van het moerrooster gewoon doorgaan met hun werk in de honingkamer. Voor het leggen van het rooster een pufje rook in de HK geven, dan zal een eventueel aanwezige koningin wel naar beneden lopen.

 

 


Het is vooral belangrijk de eerste honingbak niet te laat te plaatsen, anders slaan de bijen de honing op in de bovenste broedkamer en dit kan het broednest verkleinen, met vervroegde zwermdrift als gevolg.
Zodra de 1e honingbak voor 2/3 gevuld is, kan de 2e honingkamer met eventueel kunstraat bovenop geplaatst worden. Bij mooi weer en een doorzettende dracht van fruitbomen (peer en appel), paardenbloemen gevolgd door de paardenkastanje in de loop van mei zal deze bak door sterke volken snel in gebruik genomen worden. Het tijdig verstrekken van extra ruimte in de vorm van broed- en honingkamers voorkomt het vroegtijdig ontwikkelen van zwermdrift. Zwermdrift is echter ook genetisch bepaald, dus houd uw volken goed in de gaten.


Opkomende zwermdrift

Het beleggen van darrenraat is een eerste aanwijzing voor de geplande voortplantingsfase. In april komen we eerst nog onbelegde speeldopjes tegen. De imker is gewaarschuwd, de basis voor het jaarlijks terugkerende fenomeen van zwermen is gelegd. Zodra geconstateerd wordt dat de eerste doppen werkelijk belegd zijn, is het zaak alle ramen grondig te inspecteren en alle belegde doppen te verwijderen en de volken wekelijks aan een controle te onderwerpen en een vorm van zwermbeheersing in te plannen. Wie de controle langer dan 8 dagen uitstelt, loopt op de negende dag bij het sluiten van de moerdop kans op het afkomen van de voorzwerm. Door het wegnemen van alle belegde doppen wordt het zwermen weliswaar tijdelijk uitgesteld, meestal leidt dit echter vaak niet tot een definitief afstel.
Externe factoren, zoals weersomstandigheden en dracht spelen eveneens een grote rol bij de zwermdrift. Een plotselinge negatieve weersomslag kan de zwermdrift aanwakkeren. Mooi weer en goede dracht doen bijenvolken nog wel eens tijdelijk afzien van zwermen.
Bij het stedelijk imkeren zijn zwermen minder gewenst. Ook hebben we tegenwoordig met onze drukke werk- en gezinsbezigheden geen tijd om tijdens werktijd achter zwermen aan te jagen. Als er dus gekozen wordt voor een vorm van zwermregulatie dan staan ons tal van mogelijkheden ter beschikking.

Broedloze kunstzwerm
Een veel genomen maatregel als zwermverhindering vormt het wegnemen van een flinke hoeveelheid bijen en soms broed uit het hoofdvolk. Worden enige duizenden bijen en de oude koningin door de imker zelf weggenomen en gehuisvest in een nieuwe kast dan spreken we over een kunstzwerm (veger). Tegenwoordig worden kunstzwermen in principe gemaakt zonder broed, om het verplaatsen van de varroamijten met het broed naar de kunstzwerm te voorkomen. Denk bij de veger aan het regelmatig bijvoeren. Blijft de veger op de dezelfde bijenstand staan, dan raken ze namelijk hun vliegbijen kwijt.

Een uitzondering hierop vormt het bouwraam, indien het bouwraam uit het hoofdvolk belegd is met eitjes en/of larfjes, dan kan dit in de kunstzwerm uitstekend dient doen als biotechnisch vangraam voor de op de bijen aanwezige mijten. Volgens Dr. Liebig vangen we op deze wijze 80% van de mijten uit de kunstzwerm, uiteraard alleen bij het tijdig wegnemen van het raam met gesloten darrenbroed.

Moerdoppen aanwezig
Moeten we tijdens de voorjaarsdracht al een kunstzwerm maken vanwege terugkomende aanwezigheid van moerdoppen, dan is de vlieger als vorm van kunstzwerm een goede optie. De oude kast wordt op een mooie vliegdag rondom het middaguur na het uitnemen van de koningin verplaatst naar een nieuwe standplaats. Op deze oude plek komt een nieuwe volwaardige kast (1 broedkamer) te staan met in het midden het belegde bouwraam (eitjes en of larfjes), aan beide kanten voorzien van uitgebouwde ramen, aangevuld met kunstraat. De koningin wordt los gelaten op het bouwraam met opzittende bijen. De oorspronkelijke honingkamers van de oude kast worden op de nieuwe broedkamer - gescheiden door een moerrooster - geplaatst. De vliegbijen maken daarna deze klus voor de imker af, ze vliegen namelijk terug naar de oude locatie, waar voorheen de oude kast stond. Nu staat er een nieuwe kast met oude koningin en vrijwel uitsluitend haalbijen (probeer dezelfde kleur kast te gebruiken als de oude). Door het zeer kleine broednest (het bouwraam) dat verzorgd moet worden, kunnen de bijen zich gedurende een aantal dagen geheel wijden aan hun haaltaken en zullen spoedig de aanwezige honingkamer(s) volslepen. Houd wel het vochtpercentage van de honing in de gaten, want het gebrek aan huisbijen kan daar een negatieve invloed op hebben.

Wat te doen met de moerdoppen?
Zowel bij de veger als bij de vlieger moet in het volk, waarin het werksterbroed is achtergelaten, door de imker een besluit genomen worden hoe om gegaan wordt met de aanwezige moerdoppen. Een optie om een mooie dop te laten staan. De kans is groot dat hieruit een goede koningin ontstaat. Een andere mogelijkheid is om alle aanwezige doppen weg te breken en de bijen redcellen te laten aantrekken. Een redcel kan eventueel opgetrokken zijn op een oudere larf, hetgeen tot mindere kwaliteiten van de nieuwe moer kan leiden. Het laten optrekken van redcellen geeft zekerheid omtrent de uitloopdatum van de nieuwe koningin (tuter), maar vraagt meestal op de 13e dag na het maken van de kunstzwerm ook aandacht voor de kwakers. Soms blijkt op de 13e dag, dat de bijen dit werkje (het breken van de doppen) al hebben opgeknapt voor de imker, de doppen zal al afgebeten.

Broedaflegger geen garantie voor zwermverhindering
Veel imkers gebruiker het maken van een broedaflegger met enige ramen broed, de hierop aanwezige moerdoppen en opzittende bijen als vorm van zwermbeheersing. Het geheel wordt in een afleggerkast geplaatst en op een andere 4 km verwijderde bijenstand geplaatst. Gezien de beperkte hoeveelheid bijen wel voeren!
Deze methode heeft geen 100% garantie op het wegnemen van de zwermdrift van het hoofdvolk.